zondag 26 februari 2012

Wat is prostaatkanker

Prostaatkanker is een vorm van kanker in de prostaat. Deze variant komt enkel voor bij mannen, aangezien alleen mannen over een prostaat beschikken (net als dat alleen vrouwen baarmoederkanker kunnen krijgen). Zeker wanneer de man ouder wordt, heeft hij een verhoogd risico op prostaatkanker.

Wat is prostaatkanker
Zoals in de inleiding al is vermeld, is prostaatkanker een vorm van kanker aan de prostaat. Soms wordt de diagnose prostaatkanker moeilijk gesteld, aangezien een aantal symptomen gelijk zijn aan de symptomen van een vergrote prostaat (benigne prostaathypertrofie).

Symptomen van prostaatkanker
Er zijn enkele symptomen die kunnen duiden op prostaatkanker. Hierbij dient wel gezegd te worden dat iemand die één of meer van deze symptomen heeft, geen prostaatkanker hoeft te hebben, maar dit kan wel! Heeft u dus één of meerdere van deze symptomen, dan raden wij u aan direct contact op te nemen met uw huisarts of uroloog. U gaat toch liever tien keer voor niets naar de huisarts, dan een keer te laat, met alle gevolgen van dien?

  • Een verzwakte straal tijdens het urineren
  • 's Nachts moet u vaker naar het toilet
  • U kunt uw urine moeilijker voor een lange periode ophouden
  • Dikke benen door vochtophopingen. Dit is echter een symptoom dat zich in een later stadium van prostaatkanker openbaart.
  • Bloed in de urine
  • Bloed in het sperma.
Het hoeft helemaal niet zo te zijn dat u alle symptomen moet hebben voordat u prostaatkanker heeft. Ook het hebben van één van deze symptomen kan duiden op prostaatkanker. Het kan ook zijn dat er bij u prostaatkanker is geconstateerd, en u heel andere symptomen had dan in bovenstaande lijst weergegeven. De lijst met symptomen hierboven geeft enkel de meest voorkomende symptomen bij prostaatkanker weer.

Wie heeft een verhoogd risico op prostaatkanker
Er zijn een aantal factoren die de kans op prostaatkanker vergroten. Dit worden de risicofactoren genoemd. In de lijst hieronder zullen risicofactoren genoemd worden die de kans op prostaatkanker vergroten. 
  • Leeftijd. Hoe ouder u bent, hoe groter het risico op prostaatkanker. 80% van de mannen bij wie prostaatkanker is ontdekt, is 65 jaar of ouder. 90% van de personen die overlijdt aan de gevolgen van prostaatkanker, is eveneens 65 jaar of ouder.
  • Woonplaats. In bepaalde werelddelen (zoals West-Europa en de Verenigde Staten) komt prostaatkanker in verhouding veel vaker voor dan in andere werelddelen. Waarom dit is, weet men nog niet precies. Hoogstwaarschijnlijk heeft het te maken met de etnische afkomst, de voeding en de leefomstandigheden van de mannen die in West-Europa en de VS wonen.
  • Amerikanen met een zwarte huidskleur hebben een grotere kans op prostaatkanker dan andere mannen.
  • Erfelijkheid. Prostaatkanker komt in sommige families veelvuldiger voor dan in andere families. Mannen die een vader of zoon hebben met prostaatkanker, hebben zelf ook een verhoogd risico op prostaatkanker. Sinds een aantal jaren is er een gen gevonden die met prostaatkanker in verband kan worden gebracht.
  • Mogelijk vormt besmetting met het XMRV-virus (Xenotropic murine leukemia virus-related) een verhoogde kans op prostaatkanker, met name de meest agressieve vormen van prostaatkanker. Dit is echter nog niet wetenschappelijk bewezen.
Diagnose van prostaatkanker
Wanneer u met klachten naar de huisarts gaat, bestaat de kans dat uw huisarts het vermoeden heeft dat u prostaatkanker heeft. Wanneer hij of zij dit vermoedt, zal deze een diagnose proberen te stellen. Het stellen van de diagnose zal gebeuren door middel van drie onderzoeken, de één prettiger als de ander.

Rectaal toucher
Wanneer er prostaatkanker vermoed wordt, zal tijdens het lichamelijke onderzoek vooral het rectaal toucher van belang zijn. De huisarts zal het oppervlak van de prostaat met de vingers aftasten. De arts brengt in dit geval een vinger (meestal de wijsvinger) in de anus in en zal zo al een beeld kunnen krijgen. Een specialist kan vaak al door middel van het rectaal toucher bepalen of er mogelijk sprake is van een kwaadaardige tumor (prostaatkanker). 

PSA
Ook zal de arts bloed bij u laten afnemen om het bloed te onderzoeken op PSA (Prostaat-specifiek antigeen). Wanneer het PSA in het bloed verhoogd is, is dit een aanwijzing voor prostaatkanker. Wanneer de PSA-waarden verhoogd zijn, hoeft dit niet per definitie prostaatkanker te zijn, maar u kunt ook last hebben van een verhoogde prostaat of een ontsteking aan de prostaat. In alle drie de gevallen zal er namelijk een verhoogde waarde PSA in het bloed aangetroffen worden.

Biopsie
Wanneer de uitslagen van het rectaal toucher en de bloedtest beiden wijzen in de richting van prostaatkanker, zal er een biopsie uitgevoerd worden. Er zal een transrectale echografie van de prostaat gemaakt worden, waarbij een buis met een cameraatje eraan via het rectum naar binnen gebracht wordt. Mocht het vreemde weefsel ontdekt worden, zal hier een biopsie van gemaakt worden. Een patholoog kan dan aan de hand van het biopt vaststellen of het hier gaat om prostaatkanker of iets anders.

Behandeling van prostaatkanker
Aangezien er nog vrij weinig klinische onderzoeken naar prostaatkanker zijn uitgevoerd, kan men niet eenvoudigweg zeggen welke behandeling het beste effect heeft bij een patiënt. Het is van belang dat de behandelend specialist de patiënt goed voorlicht over de mogelijke behandelingen. Doorgaans bespreken de specialist en de patiënt daarna af welke behandeling het beste is, en deze zal dan uitgevoerd worden. Veelal wordt er een combinatie van behandelingen gegeven (bijvoorbeeld bestraling en chemotherapie), om een optimaler resultaat te verkrijgen. Onderstaande behandelingsvormen worden toegepast bij prostaatkanker.
  • Oplettend afwachten. dit is eigenlijk een vorm van 'niet behandelen'. Deze behandeling is doorgaans geschikt voor mannen die prostaatkanker in een beginnend stadium hebben, maar waar de klachten nog niet aanwezig zijn. Ook wordt bij oudere mannen deze behandeling meestal toegepast. Wanneer men de 'watchful waiting' behandeling toepast, moet de patiënt regelmatig op bezoek bij de specialist komen voor een rectaal toucher, een PSA-test en een biopsie. Nadat deze uitslagen bestudeerd zijn, is het mogelijk dat er een andere vorm van behandeling gestart wordt.
  • Radicale prostatectomie. Dit is een operatie waarbij de prostaat, het zaadblaasje en de lymfeklieren verwijderd worden. Het is een lastige operatie, die veel risico's met zich meebrengt. De operatie zal alleen in zeer ernstige situaties uitgevoerd worden.
  • Uitwendige bestraling. Bij bestraling zullen meerdere doses, verdeeld over een aantal weken of blokken, toegediend worden om de tumor te bestrijden.
  • Inwendige bestraling. Dit wordt ook wel brachytherapie genoemd, en is een vorm van radiotherapie (bestraling). Er worden in dit geval naaldjes (gevuld met radioactieve bolletjes) in de prostaat ingebracht. Dit gebeurt middels algehele narcose of een ruggenprik. Doorgaans wordt deze vorm van behandeling in combinatie met uitwendige bestraling en een hormoontherapie gegeven.
  • Hormonale behandeling. Bij deze behandelingen worden geneesmiddelen via de mond ingenomen of in de huid geïnjecteerd. Deze geneesmiddelen blokkeren de werking van de androgenen (de hormonen die de mannelijkheid 'veroorzaken'). Deze variant wordt ook wel (in negatieve zin) aangeduidt als 'chemische castratie'.
  • Cryochirurgie. Dit is het vernietigen van de kwaadaardige tumorcellen. Dit wordt gedaan door het weefsel snel te bevriezen en te ontdooien. Deze behandeling is in Nederland nog niet standaard en wordt enkel in het kader van medisch onderzoek uitgevoerd.
  • Chemotherapie. Deze behandelingsvorm wordt meestal toegepast als de prostaatkanker is uitgezaaid door de rest van het lichaam.

Parkinson

Parkinson is een langzame, progressieve ziekte en uit zich voornamelijk in de houding en de motoriek. Ook kan Parkinson stoornissen van het onwillekeurige zenuwstelsel en psychische veranderingen veroorzaken. In dit artikel lees je alles over de symptomen en behandeling van Parkinson.

Symptomen van Parkinson
Parkinson is een ziekte die zich tussen het vijftigste en vijfenzestigste levensjaar openbaart. De ziekte kan erfelijk zijn maar dit hoeft niet. De symptomen van Parkinson worden veroorzaakt door een storing in het evenwicht tussen de neurotransmitters in de hersenen. Waardoor Parkinson ontstaat, is tot op de dag van vandaag nog onduidelijk. Enkele wetenschappers denken dat het veroorzaakt wordt door een stofwisselingsstoornis.

Het eerste symptoom dat kan duiden op Parkinson, is het verminderd meebewegen van één of twee armen tijdens het lopen. In dezelfde periode zal het handschrift van deze persoon ook steeds kleiner worden. Na verloop van tijd (wanneer de ziekte meer gevorderd is), zal de hand gaan beven (tremor genaamd). Ook zal er een geringe onhandigheid (traagheid) optreden, dit is vooral te zien als de patiënt snelle bewegingen maakt. De tremor is hoogstwaarschijnlijk het meest typische symptoom van Parkinson. Typerend voor de tremor is dat het in rust aanwezig is, emoties of aandacht verergeren de tremor. Maar is de patiënt druk bezig en maakt hij bewuste bewegingen, dan zal de tremor verminderen of zelfs verdwijnen. In slaaptoestand is de tremor geheel afwezig.

Naast het feit dat een patiënt met Parkinson last heeft van bevende handen, zijn een verminderde beweeglijkheid en een overmatige gespannenheid ook symptomen die bij Parkinson horen. Wanneer de ziekte zich in een vergevorderd stadium bevindt, krijgt de patiënt een zogenaamd maskergelaat. Dit houdt in dat de motoriek uit het gezicht verdwijnt en dat er minder geknipperd wordt met de ogen. Personen met Parkinson in dit stadium zullen ook kleine stappen nemen terwijl de knieën doorgezakt zijn. Een voorovergebogen houding is ook een symptoom dat bij veel Parkinsonpatiënten geconstateerd wordt.

Andere symptomen die kunnen voorkomen zijn:

· Sneller lopen (de persoon kan niet altijd tijdig stoppen, waardoor hij tegen dingen aan kan lopen).

· Een verminderd spraakvolume.

· Minder goede articulatie.

· Psychische aftakeling (dit is enkel bij de ernstigste vormen van Parkinson en zal pas in een zeer laat stadium optreden).

Behandeling van Parkinson

Parkinson wordt vaak behandeld met de toediening van atropine. Er worden ook wel medicijnen voorgeschreven, die een atropine-achtige werking hebben. Andere soorten medicijnen die toegediend kunnen worden om Parkinson te behandelen zijn L-Dopa en amantadine. L-Dopa is een medicijn dat in het menselijke lichaam omgezet zal worden in dopamine. De stof dopamine zal het verstoorde evenwicht herstellen. Amantadine is een medicijn dat vaak in combinatie met L-Dopa voorgeschreven wordt. Dit medicijn zorgt ervoor dat het vrijkomen van dopamine sneller gaat, waardoor de behandeling sneller aanslaat.

Parkinson is progressief, dat wil zeggen dat de gezondheid van de patiënt steeds verder achteruit gaat. Bij de ene persoon zal dit progressieve ziekteverloop sneller gaan dan bij de andere persoon. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat 25% van de patiënten binnen vijf jaar na diagnose zijn overleden of ernstig invalide zijn geworden. Dit percentage zal in de loop der tijd alleen maar toenemen.

Actinische cheilitis

Actinische cheilitis is een aandoening aan de lippen waarbij schilferingen optreden. In dit artikel wordt een korte uitleg gegeven van de aandoening actinische cheilitis en vervolgens zullen de mogelijke behandelingsmogelijkheden beschreven worden.

Wat is actinische cheilitis?
Actinische cheilitis (ook wel cheilitis actinica genoemd) is een aandoening welke veroorzaakt wordt door een chronische blootstelling aan zonlicht. Wanneer een persoon lijdt aan actinische cheilitis, is dit doorgaans te zien aan een schilfering van de lippen, met name de onderlip. Door de chronische blootstelling aan zonlicht raken de epitheelcellen van de lip beschadigd, waardoor de epitheelcellen afwijkend van vorm zijn en het weefsel, in dit geval van de lip, niet meer ordelijk wordt opgebouwd. De schilfering van de lippen is één van de uitingen hiervan. Ook gaat bij actinische cheilitis de schilfering in sommige gevallen gepaard met een ontstekingsreactie. In een enkel geval zal actinische cheilitis kanker veroorzaken, namelijk een plaveiselcelcarcinoom. 

Behandeling van actinische cheilitis
Er zijn enkele behandelingsvormen mogelijk voor actinische cheilitis, dit zijn cryotherapie, fotodynamische therapie en de lipshave. 

Cryotherapie
Bij cryotherapie wordt de patiënt behandeld door middel van bevriezing. De arts zal doorgaans gebruik maken van vloeibare stikstof om aangetaste weefsels van huidaandoeningen te behandelen. Door het bevriezen van de beschadigde weefsels kunnen ontstekingen, blaarvormingen en necrose ontstaan. Deze bijwerkingen genezen vanzelf. Wanneer de ontstekingen, blaren en/of necrose verdwenen zijn en de wond is genezen, zal de patiënt ook geen last meer hebben van actinische cheilitis op de behandelde plek. 

Fotodynamische therapie
Bij fotodynamische therapie zal een dunne laag crème op de wond aangebracht worden en lichtdicht afgeplakt worden. Dit kan door middel van een speciaal type pleister. De pleister blijft vervolgens twee tot vier uur op de behandelde pek zitten, waarna de pleister verwijderd wordt. Vervolgens zal voor een periode van tien minuten de ingesmeerde plek behandeld worden met licht van een bepaalde golflengte en intensiteit belicht. Veelal is er meer dan één behandeling van dezelfde plek nodig, vaak zijn 2 à 3 behandelingen voldoende. Het voordeel van deze behandelingsvorm is dat er vrijwel geen littekenvorming plaatsvindt. 

Lipshave 
Bij de lipshave zal de behandelend arts de lip excideren. Dit houdt in dat het beschadigde weefsel weggesneden wordt om zodoende de aangetaste plek vrij te maken van actinische cheilitis. Omdat actinische cheilitis altijd op de lip aanwezig is, zal er bij een lipshave dus een ‘gat’ achterblijven. Veelal wordt het weggesneden gedeelte opgevuld met weefsel dat afkomstig is van het mondslijmvlies. Deze behandeling heeft de meeste nadelen aan zich kleven, maar als bovenstaande behandelingsvormen (cryotherapie en fotodynamische therapie) niet werken, kan de behandelend arts kiezen om een lipshave uit te voeren.

zaterdag 25 februari 2012

Ziekte van Ebstein

De ziekte van Ebstein is een zeer zeldzame hartafwijking, die aangeboren is. Het komt ongeveer bij 1 à 2 op de 100.000 geboortes voor, waardoor het bovendien om een erg onbekende afwijking gaat. De afwijking bestaat uit een verplaatsing van de tricuspidalisklep, een klep tussen de rechter hartkamer en rechter hartboezem. Als gevolg van de verplaatsing wordt de rechter hartkamer (rechterventrikel) kleiner en wordt er doorgaans onvoldoende bloed naar de longen gepompt. Het komt bovendien voor dat de tricuspidalisklep is vergroeid met het ventrilculaire septum (tussenschot). In ongeveer 90% van de gevallen is er bij patiënten met de ziekte van Ebstein ook sprake van een ASD of open foramen ovale.

De ziekte van Ebstein is vernoemd naar Wilhelm Ebstein. Hij beschreef deze ziekte voor het eerst in 1866 en zorgde daarmee voor de naamstelling van de afwijking zoals we die tegenwoordig kennen.

Oorzaken van de ziekte van Ebstein
De ziekte van Ebstein is een aangeboren afwijking, waardoor het lastig is om een oorzaak aan te wijzen. Wel is er bekend dat de klachten vooral voortkomen uit het feit dat er onvoldoende bloed naar de longen kan worden gepompt. Dit heeft tot gevolg dat patiënten vaak snel kortademig worden en bijvoorbeeld moeite hebben met het lopen van trappen of het lopen en fietsen van langere afstanden. De verplaatsing van de tricuspidalisklep kan overigens in meerdere of mindere mate ernstig zijn, waardoor niet iedereen met de ziekte van Ebstein daar direct last van zal krijgen. Het is bekend dat patiënten met een mildere vorm er vaak pas op een volwassen leeftijd hinder van ondervinden. Patiënten met de ziekte van Ebstein kunnen wat dat betreft jaren vrij van klachten zijn, terwijl de oorzaak natuurlijk altijd al aanwezig is.

Behandeling van de ziekte van Ebstein
Patiënten met de ziekte van Ebstein worden over het algemeen behandeld door de tricuspidalisklep te herstellen en er op die manier voor te zorgen dat zowel de rechter hartkamer als de hartboezem het juiste formaat krijgen. Vooral bij kinderen is dat nog niet altijd direct mogelijk. In dat geval wordt er vaak gebruik gemaakt van ontwateringsmiddelen, totdat het wel mogelijk is om een herstel uit te voeren. Eventueel kan er een shunt worden aangelegd om de bloedstroom naar de longen al op jonge leeftijd te bevorderen. De ziekte van Ebstein kan verder behandeld worden met de plaatsing van een dierlijke klep of een kunstklep. Het gaat dan om een implantatie, wat staat voor een technisch moeilijke operatie waarvan het resultaat bovendien moeilijk te voorspellen is. De implantatie vindt alleen plaats wanneer de bestaande klep zelf niet voldoende hersteld kan worden.

In uitzonderlijke gevallen zal er bij patiënten met de ziekte van Ebstein over worden gegaan tot een chirurgische ingreep in een éénkamerhart. Dit gebeurt wanneer de rechterkamer dusdanig klein is geworden dat hier eigenlijk geen sprake mee van is.

Is de ziekte van Ebstein te genezen?
De ziekte van Ebstein is alleen kunstmatig te genezen. Een spontane sluiting van de defecten is zeer uitzonderlijk en komt over het algemeen niet voor. Het is wat dat betreft noodzakelijk dat er een chirurgisch herstel of een vervangen van de klep plaatsvindt, om ervoor te zorgen dat de rechter hartkamer en –boezem op de juiste manier kunnen worden hersteld. Zolang er niet wordt ingegrepen zullen patiënten met de ziekte van Ebstein over het algemeen alleen maar meer klachten krijgen. Met behulp van een chirurgische sluiting is het echter goed mogelijk om de problemen te verhelpen. Het is bij de gemiddelde afwijking verstandig om voor de leeftijd van 6 maanden over te gaan tot een chirurgische ingreep. Het risico van de operatie ligt lager wanneer dit tijdig gebeurt. Het is wat dat betreft van belang om de ziekte van Ebstein tijdig serieus te nemen en er effectief naar te laten handelen.

Symptomen van de ziekte van Ebstein
De ziekte van Ebstein kenmerkt zich aan de hand van een aantal symptomen. Zo kunnen patiënten last krijgen van cyanose, wat inhoudt dat de huid een blauwe kleur laat zien. Daarnaast kunnen patiënten een verminderde eetlust ervaren en een tachycardie vertonen, waarbij het hart met een frequentie van meer dan 100 slagen per minuut slaat. Ook kan het hart extrasystole vertonen, waarbij het hart een hartslag (contractie) overslaat, om vervolgens een extra krachtige contractie te laten zien. Verder kunnen patiënten met de ziekte van Ebstein meer moeite hebben met het leveren van inspanningen, maar kunnen ze ook asympomatisch zijn en dus geen van de genoemde symptomen vertonen.

De symptomen van de ziekte van Ebstein hangen bovendien af van de mate van verplaatsing van de klep en ook de pompfunctie van het rechterventrikel speelt hierbij een grote rol. Het valt wat dat betreft niet altijd mee om de ziekte van Ebstein op een goede manier te herkennen en er tijdig op te reageren.